Hieronder de communicatie met het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) aangaande mijn hergebruikverzoek inzake de index op de persoonskaarten (#PKdataset):


Status: de enkelvoudige kamer van de rechtbank Den Haag (Prins Clauslaan 60, Paleis van Justitie) zal op 25 april 2024 om 13:00 uur mijn beroep behandelen.


Mijn verzoek d.d. 30 november 2022 gericht aan BZK

Het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) is bronhouder van de tussen 1939 en 1994 in het kader van de bevolkingsregistratie opgemaakte persoonskaarten. Deze bron maakt deel uit van het Nationaal Register Overledenen (NRO), de minister van BZK is hiervoor zorgdrager. Het Centraal Bureau Genealogie (CBG) beheert het rijks exemplaar van de persoonskaarten (formeel in Regeling BRP “Centraal archief van overledenen” genoemd) in opdracht van de minister van BZK.

De afgelopen 2 jaar hebben het CBG en BZK gewerkt aan de digitalisering van de persoonskaarten in het project PKdigitaal. Naast het scannen van de 5,8 miljoen persoonskaarten was ook het automatische overnemen van een deel van de gegevens van de persoonskaarten (en controle via de crowd) een onderdeel van het project. Het resultaat van deze exercitie, die ik voor het gemak de PKdataset noem, maakt het vinden van persoonskaarten op naam/datum mogelijk. De PKdataset is in wezen een grote database van overlijdens tussen 1939 en 1994.

De PKdataset bevat per persoonskaart onder andere de voornamen en familienaam van de overledene, de geboortedatum en -plaats en de overlijdensdatum en -plaats. Gegevens over eventuele partners en de kinderen zijn naar mijn weten niet overgenomen en maken geen deel uit van de PKdataset. De PKdataset bevat aldus gegevens van overleden personen, de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) is derhalve niet van toepassing.

Veel erfgoedinstellingen hebben bij het ontsluiten van hun bronnen echter wel te maken met de AVG, zo ook het auteursrecht (die geldt tot 70 jaar na overlijden). Voor het openbaar maken van bronnen hanteert de sector veelal de “100-jaar-na-overlijden” regel. Maar de meeste mensen worden geen 100 jaar en bronnen blijven langer dan nodig gesloten. De PKdataset is een bron die erfgoedinstellingen kan helpen met het bepalen of personen overleden zijn, waardoor vaak vele stukken uit bronnen openbaar en doorzoekbaar gemaakt kunnen worden. Ook kan het onderzoekers helpen om toegang te krijgen tot beperkt openbare bronnen waarvoor bewijs van overlijden moet worden verstrekt.

Op basis van de Wet hergebruik van overheidsinformatie (WHO) doe ik een verzoek aan de Minister tot het beschikbaar stellen van de PKdataset voor hergebruik. Indien u van mening bent dat BZK niet de eigenaar is van de PKdataset dan vraag ik u dit hergebruikverzoek door te zetten naar de betreffende met een publieke taak belaste instelling en mij hiervan op de hoogte te brengen.

Mocht u dit hergebruikverzoek weigeren dan verzoek ik u die weigering te motiveren. Indien u voornemens bent kosten te berekenen dan vraag ik u mij vooraf hiervan te berichten met een inschatting van de kosten. Mochten mijn hergebruikverzoek onduidelijk zijn dan ben ik uiteraard beschikbaar voor overleg via e-mail of telefoon.

Hoogachtend,
Bob Coret


Besluit BZK d.d. 7 maart 2023

Geachte heer Coret,

Op 30 november 2022 heeft u per Whatsapp-bericht aan het algemeeninformatienummer van de Rijksoverheid een verzoek gedaan op grond van de Wet hergebruik van overheidsinformatie (Who). U vraagt hierbij om de van de gedigitaliseerde persoonskaarten van personen overleden tussen 1939-1994 geïndexeerde informatie, door u PKdataset genoemd, vrij te geven. U geeft hierbij aan dat deze dataset bestaat uit de voornamen en familienaam van de overledene, de geboortedatum en -plaats en de overlijdensdatum en -plaats. Deze geïndexeerde informatie betreft echter enkel de voor- en achternaam, geboortedatum, geboorteplaats en, indien een ander land dan Nederland, het geboorteland van de overledenen. In uw verzoek gaat u er ten onrechte van uit dat dat de overlijdensdatum en -plaats ook tot deze index behoren. Deze twee gegevens zijn echter niet overgenomen in de index van overgetypte gegevens
Op 19 december 2022 heeft u opnieuw per Whatsapp-bericht contact opgenomen met het algemeen informatienummer van de Rijksoverheid om te informeren naar de voortgang rondom uw Who-verzoek.
Op 9 januari 2023 heeft u per brief een ingebrekestelling gestuurd, waarin u aangeeft geen reactie te hebben ontvangen op uw verzoek van 30 november 2022.

Hieronder treft u mijn beslissing aan.

Beoordeling verzoek op grond van de Who

In uw verzoek van 30 november 2022 vraagt u om het voor hergebruik beschikbaar stellen van de geïndexeerde informatie van de gedigitaliseerde persoonskaarten van personen die tussen 1938 en 1 oktober 1994 zijn overleden.

De persoonskaarten waarvan de geïndexeerde informatie afkomstig is maken onderdeel uit van het centraal van overledenen. Dit archief bevat alle persoonskaarten van personen die tussen 1938 en 1 oktober 1994 zijn overleden. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt op grond van artikel 4.7, tweede lid, van de Wet basisregistratiepersonen (BRP) verantwoordelijkheid voor de verwerking van persoonsgegevens in het centraal archief van overledenen. Het Centraal Bureau voor Genealogie (CBG), ook wel het centrum voor familiegeschiedenis genoemd, beheert dit archief namens de staatssecretaris. Deze persoonskaarten van personen overleden tussen 1939 en 1994 zijn recentelijk gedigitaliseerd. Op basis van deze gedigitaliseerde persoonskaarten is een index samengesteld om deze gedigitaliseerde kaarten voor de dienstverleners beter doorzoekbaar te maken. Deze index bevat de volledige naam van de hoofdpersoon van de kaart (de overledene), de geboortedatum, geboorteplaats, en het geboorteland (wanneer het een ander land dan Nederland betreft).

Op grond van artikel 3, vijfde lid, van de Who kan een verzoek worden afgewezen op een limitatief aantal gronden. Deze staan vermeld in artikel 2, eerste lid, van de Who.

Op grond van artikel 2, eerste lid, onder a, van de Who kan een verzoek worden afgewezen als het verzoek ziet op informatie die niet openbaar is op grond van de wet.

De huidige wet- en regelgeving betreffende de BRP verzetten zich tegen openbaarmaking van deze informatie op grond van de Who.

Het centraal archief van overledenen kent een vast verstrekkingenregime, waarbij de staatssecretaris BZK er op grond van artikel 28 van de Regeling Basisregistratie Personen zorg voor dient te dragen dat onbevoegden geen toegang hebben tot dit archief.

Het doel van het centraal archief van overledenen, waar de persoonskaarten van personen die zijn overleden tussen 1938-1994 onderdeel van uitmaken, is het verstrekken van gegevens ten behoeve van ambtelijk, wetenschappelijk en historisch onderzoek. Onder historisch onderzoek wordt in ieder geval verstaan genealogisch onderzoek.

Op grond van artikel 30 van de regeling BRP kunnen gegevens uit het centraal archief van overledenen enkel aan een derde worden verstrekt wanneer deze bij de verstrekking een gerechtvaardigd belang heeft en voor zover de persoonlijke levenssfeer daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Een derde dient dus een belang te stellen alvorens gegevens uit het centraal archief van overledenen aan hem kunnen worden verstrekt.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) niet van toepassing is op overleden personen. Dit neemt niet weg dat bij de verwerking van gegevens van overleden personen grote zorgvuldigheid wordt betracht. De AVG is namelijk wel van toepassing op levende nazaten en familieleden van overleden personen. Deze gegevens waar uw verzoek op ziet kunnen derhalve niet als openbare gegevens in de zin van de Wet hergebruik van overheidsinformatie worden aangemerkt.
Gezien de bovenstaande restricties in de wet- en regelgeving betreffende de BRP wijs ik uw verzoek af, op grond van artikel 3, vijfde lid, van de Who in samenhang met artikel 2, eerste lid, onder a, van de Who.
Voorts heeft u op 9 januari 2023 een ingebrekestelling ingediend wegens het uitblijven van een beslissing op uw verzoek. Aangezien met dit besluit op uw verzoek is beslist is hiermee ook uw ingebrekestelling afgehandeld.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Namens deze,
Waarnemend directeur-generaal Digitalisering en Overheidsorganisatie

Mijn bezwaar op het besluit van BZK d.d. 27 maart 2023

Geachte mevrouw, mijnheer,

Ik heb kennisgenomen van uw beslissing d.d. 7 maart 2023 op mijn verzoek voor ver- strekking van de index op de gescande persoonskaarten van personen die tussen 1939 en 1994 zijn overleden. Bij deze maak ik bezwaar tegen deze beslissing.

U stelt dat een verzoek kan worden afgewezen als dit verzoek ziet op informatie die niet openbaar is op grond van de wet. Vervolgens beschrijft u dat artikel 28 van de Regeling Basisregistratie Personen er zorg voor draagt dat onbevoegden geen toegang tot het centraal archief van overledenen hebben. Mijn verzoek gaat niet over de (gescande) persoonskaarten uit het centraal archief van overledenen, maar om een daarvan afgeleide index. Dit zijn dus afzonderlijke (digitale) collecties, waarvoor een verzoek tot open- baarheid cq. beschikbaarstelling op eigen merites beoordeeld moet worden.

Voor de index is er mijns inziens geen openbaarheidsbeperking vastgesteld. Mocht u vinden dat deze index beperkt openbaar is, dan verzoek ik op basis van de Woo artikel 4.1 om de index openbaar te maken. Aangezien deze index alleen gegevens van overleden personen bevat zie ik geen grond om dit te weigeren.
De gevraagde index bevat alleen gegevens van overleden personen. Ook al is de overlijdensdatum en -plaats niet opgenomen in de index, feit dat de een persoonskaart is opgenomen in het centraal archief van overledenen (ook wel Nationaal Register van Overledenen genoemd), maakt dat de index gebruikt kan worden om een zeer sterke en bruikbare  indicatie te krijgen dat een persoon is overleden.

Uw opmerking dat de AVG wel van toepassing is op levende nazaten en familieleden is relevant voor de persoonskaarten zelf, maar niet op de gevraagde index. Uit uw reactie blijkt duidelijk dat de index beperkt is tot de gegevens van de overledene. De AVG is dus niet van toepassing op de gevraagde index omdat het niet om persoonsgegevens gaat.

Bij deze verzoek ik u dit bezwaar gegrond te verklaren en te besluiten om de index op de gescande persoonskaarten van personen die tussen 1939 en 1994 zijn overleden beschik- baar te stellen voor hergebruik, zodat bijvoorbeeld erfgoedinstellingen eenvoudig en in bulk kunnen achterhalen of personen zijn overleden (in de periode 1939-1994) om daarmee aan de uit de AVG volgende onderzoeksplichten te kunnen voldoen bij het beschikbaar maken van meer archiefbronnen. 

Het beschikbaar stellen van de index op de gescande persoonskaarten, die ik (gratis) zal publiceren op de website Open Archieven (www.openarch.nl), zal ook veel onderzoekers helpen. Via de gepubliceerde index kunnen onderzoekers eenvoudig opzoeken of er van, voor hen interessante personen een persoonskaart bestaat. Ik verwacht dan ook dat er een toename zal volgen in aanvragen door onderzoekers voor (thans digitale) kopieën van persoonskaarten bij het CBG. Echter, dit aanvraag- en leveringsproces is al lange tijd ingeregeld en omgeven door regelgeving die de privacy moeten borgen en ook leges hieromtrent vaststelt.

Hoogachtend,
Bob Coret

Ontvangstbevestiging BZK bezwaarschrift d.d. 8 mei 2023

Geachte heer Coret,

Hiermee bevestig ik dat ik op 28 maart 2023 heb ontvangen uw bezwaarschrift van 27 maart 2023 tegen mijn besluit van 7 maart 2023 met kenmerk 2023-**** inzake de verstrekking van de index op de gescande persoonskaarten van personen die tussen 1939 en 1994 zijn overleden.

Op de behandeling van dit bezwaarschrift is de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing. Dit betekent dat, als uw bezwaarschrift voldoet aan de eisen uit deze wet, u in beginsel het recht heeft om naar aanleiding van uw bezwaren te worden gehoord.

Binnenkort zult u een uitnodiging ontvangen om te worden gehoord door een hoorcommissie die is samengesteld uit ambtenaren van mijn ministerie. Mocht u al besloten hebben dat u geen behoefte heeft aan een hoorzitting, dan verzoek ik u dat schriftelijk kenbaar te maken aan ****.

De termijn waarbinnen ik op uw bezwaar dien te beslissen vangt aan op 18 april 2023 en eindigt zes weken na deze datum. Deze termijn kan met zes weken worden verlengd.

Ik vertrouw erop dat ik u hiermee voorlopig voldoende heb geïnformeerd. Mocht u nog vragen hebben, neemt u dan contact op met ***

Met vriendelijke groet,

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
namens deze,
***
Hoofd Afdeling Juridisch Adviseur


Verdaagbericht Who-verzoek BZK d.d. 30 mei 2023

Geachte heer Coret,

Naar aanleiding van uw bezwaar van 27 maart 2023 tegen mijn besluit van 7 maart 2023 met kenmerk *** vraag ik uw aandacht voor het volgende.

Helaas lukt het niet binnen de wettelijke termijn van zes weken een besluit op uw bezwaar te nemen. Daarom heb ik besloten gebruik te maken van de mogelijkheid dat besluit met zes weken te verdagen. Deze mogelijkheid staat in artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht. Door dit uitstel loopt de beslistermijn af op 12 juli 2023. Als na 12 juli 2023 nog geen beslissing op uw bezwaarschrift is genomen, dan kunt u mij schriftelijk in gebreke stellen. Vervolgens heb ik nog twee weken de tijd om alsnog te beslissen. Wordt ook binnen die twee weken geen besluit op uw bezwaar genomen, dan ben ik u een dwangsom verschuldigd. Voorts kunt u na genoemde twee weken bij de rechtbank beroep instellen tegen het uitblijven van een besluit op uw bezwaar.

Als u behoefte heeft aan meer informatie, kunt u contact opnemen met *** via ***.

Ik vertrouw erop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.

Met vriendelijke groet,

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, namens deze,
***
Hoofd Afdeling Juridisch Adviseur

Re: Recht op hoorzitting (30 juni 2023)

Ik ben genoodzaakt de hoorzitting van volgende week dinsdag te verplaatsen, omdat wij zelf nog in overleg zijn met het CBG. Zodra de gesprekken gevoerd  en afgerond zijn, neem ik opnieuw contact met u op om een nieuwe datum in te plannen.


Verslag hoorzitting 17 juli 2023

De voorzitter opent de hoorzitting en de aanwezigen stellen zich voor. De secretaris is werkzaam bij de afdeling Juridisch Adviseur binnen de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving en geeft aan dat een zakelijk verslag wordt gemaakt van de hoorzitting. *** krijgt het woord en ligt toe dat hij juridisch beleidsmedewerker is bij de afdeling Identiteit, de beleidsverantwoordelijke afdeling voor de Basisregistratie Personen en daarmee ook voor de persoonskaarten. De voorzitter geeft aan bij dezelfde afdeling te werken als de secretaris. Bezwaarmaker neemt het woord en legt uit dat hij dit verzoek en bezwaar als privé persoon heeft aangenomen. Verder is aanwezig ***. Zij heeft bij het Nationaal Archief gewerkt als juridisch adviseur. De voorzitter geeft. aan dat het een ambtelijke hoorzitting is en legt uit dat door de secretaris en de voorzitter een beslissing op bezwaar opgesteld zal worden na het horen van de bezwaren.

Bezwaarmaker krijgt het woord om zijn verzoek toe te lichten. Bezwaarmaker legt uit dat de persoonskaarten bij CBG zijn gedigitaliseerd en dat daardoor een index is ontstaan, met als doel de persoonskaarten makkelijker vindbaar te maken. Het gaat bezwaarmaker om de index van de persoonskaarten. Hij legt uit dat alle persoonskaarten bij het CBG per definitie overleden personen betreffen en dat daarmee de index een goede indicatie geeft of iemand is overleden. In Nederland is het nu moeilijk om administratief vast te stellen of iemand is overleden, terwijl het voor wetenschappelijk onderzoek van groot belang kan zijn (historisch, sociologisch, medisch)., Bezwaarmaker zou daarom de index graag openbaar hebben, zodat de informatie hergebruikt kan worden. De index zou gepubliceerd kunnen worden op zijn website waarop archiefmateriaal staat. Bezwaarmaker wijst erop dat het enkel een index van de persoonskaart is en dat dit nog niet inhoudt dat er toegang tot de persoonskaart zal zijn. De persoonskaart is volgens bezwaarmaker een andere bron waar andere regels voor gelden dan voor de index.

Ook ligt bezwaarmaker toe dat het bij de index enkel gaat om de naam, geboorteplaats en geboortedatum en dat de overlijdensdata hier niet op staat. Het gegeven dat er een persoon voorkomt in de index, betekent dat deze persoon is overleden. Hierna kan de onderzoeker naar het CBG toe om via de normale route de persoonskaart op te vragen. Bezwaarmaker vult aan dat onderzoekers en archiefinstellingen bij openbaarmaking van de index gebaat zullen zijn. Bezwaarmaker concludeert dat niet gevraagd wordt om persoonskaarten, omdat dit een andere bron en route is, maar er wordt gevraagd om openbaarmaking van de index, die los zou staan van de BRP.

De voorzitter bedankt bezwaarmaker voor de toelichting en neemt het woord. Door voorzitter wordt gevraagd of bezwaarmaker kan toelichten waarom hij van mening is dat er sprake is van een andere bron en een andere route ten opzichte van de index, omdat de gegevens worden gekopieerd uit de persoonslijsten. De index is namelijk opgesteld om snel gegevens op te kunnen zoeken als er een verzoek wordt gedaan. Het verstrekken van informatie die in de persoonslijsten zijn opgenomen is wettelijk geregeld. Op het moment dat informatie uit de persoonslijst in een index wordt geplaatst en wordt gekopieerd, vindt u dan niet dat dit past binnen de wettelijke regeling? (ondersteuner bezwaarmaker) neemt het woord en antwoordt dat de wettelijke regeling dit niet tegenhoudt, omdat uit de BRP volgt dat gegevens kunnen worden verstrekt als er geen onevenredige schade is aan de persoonlijke levenssfeer en verzoeker er belang bij heeft. Gezien de aard van deze index, lijkt in dit geval geen onevenredige benadeling voor nog levende personen, maar ook niet voor de overleden personen. Ook is er vanuit de AVG geen, omdat volgens bezwaarmaker hieruit volgt dat de verordening niet van toepassing is op overleden personen. Geconcludeerd wordt, door (ondersteuner bezwaarmaker), dat vanuit het wettelijk regime van de BRP deze gegevens openbaar gemaakt kunnen worden.

De (juridisch beleidsmedewerker) reageert dat het goed is om het belang voor ogen te hebben en om te noteren dat zowel een particulier als de archiefsector baat hebben bij openbaarmaking. Volgens hem is de hoofdvraag: Is het mogelijk om door een kopie te maken, gegevens uit het wettelijke regime te halen. Daarbij is het van belang om te bekijken om welke gegevens het gaat en of het een één op één kopie is. Volgens de (juridisch beleidsmedewerker) blijft het om dezelfde gegevens uit de persoonskaarten gaan en vraagt hij zich af hoe de wijze van kopiëren invloed heeft. Komen de gegevens, door het kopiëren ervan, terecht in een ander juridisch kader? De (juridisch beleidsmedewerker) merkt op dat de gegevens geen één op één kopie zijn, maar een gedeeltelijke kopie, al zijn het wel dezelfde gegevens van de persoonskaarten. Ook vraagt hij of er nog toegelicht kan worden of de wijze van kopiëren relevant is voor het juridische kader waar dit in valt. (ondersteuner bezwaarmaker) neemt het woord en legt uit deze index achteraf is gemaakt en het geen eigentijdse index is, maar het is een apart onderdeel geworden om het doorzoekbaar te maken.

De voorzitter gaat vervolgens in op het deel uit het bezwaar om het eventueel onder artikel 4.1 Woo openbaar te maken en vraagt of bezwaarmaker deze bezwaargrond nog in stand houdt. Bezwaarmaker bevestigt dit en voegt toe dat de insteek is om de index – die eigenlijk openbaar zou moeten zijn – op grond van de Who openbaar te laten worden, maar de Woo een andere route is, waar ook een beroep op wordt gedaan.

De voorzitter geeft toelichting over het punt betreffende de Woo. De Who hangt samen met de Woo. De Woo is een soort ondergrens waaraan wordt getoetst. In de Woo gaat het om artikel 8.8 Woo en de verwijzing naar bijlage 2. De regelingen in de bijlagen vallen buiten de reikwijdte van de Woo. De Woo is niet van toepassing op paragraaf 4.2.1 van de wet BRP en artikel 4.3 BRP ziet op het archief van overledenen. Daarom is de Woo niet van toepassing op het archief. Bezwaarmaker is echter van mening dat de index niet onder de BRP valt en daarmee bovenstaande ook niet geldt.

Verder voert bezwaarmaker aan dat het interessant is dat het archief nog onder verantwoordelijkheid van BZK ligt en niet is overgedragen naar het Nationaal Archief. De (juridisch beleidsmedewerker) neemt het woord en legt uit dat dit twee redenen heeft. De eerste is dat er in de persoonskaarten veel informatie staat en het gaat om veel gegevens. De overweging is geweest om hier strengere regels voor te laten gelden. En als tweede reden gaat er erom dat er informatie in staat die herleidbaar is of kan zijn tot nog levende personen, zoals adresgegevens, geloofsovertuiging en namen/achternamen. Dit moet afgeschermd worden gelet op de BRP. (ondersteuner bezwaarmaker) neemt het woord. Volgens haar is de Archiefwet van toepassing op de BRP en ook is er geregeld op welk moment het overdragen naar het Nationaal Archief/de bewaarplaats moet beginnen. Dit is op de dag waarop de persoon is overleden. Ten tweede, de Archiefwet maakt het mogelijk om een beperking aan de openbaarheid te stellen. Er zijn veel archieven naar bewaarplaatsen verplaatst en hier zitten ook gegevens tussen van levende personen, waar zorgvuldig mee omgegaan wordt.

De voorzitter geeft aan dat zij verder geen vragen heeft en vraagt of bezwaarmaker vragen heeft.

(ondersteuner bezwaarmaker) vraagt zich af of met de openbaarmaking van deze index er schade kan ontstaan aan de persoonlijke levenssfeer van nazaten en familieleden, omdat in het besluit de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is ingeroepen. Het gaat immers om geïdentificeerde personen. Zij is van mening dat er nauwelijks schade kan ontstaan.

Bezwaarmaker hoopt dat de index openbaar wordt en de grote dataset ter beschikking wordt gesteld voor onderzoek, waarbij bezwaarmaker het zelf (kan) verwerken en ter beschikking kan stellen. Bezwaarmaker heeft hier ervaring mee bij andere landen.

De (juridisch beleidsmedewerker) sluit af en vraagt zich af of het informatie betreft die nu ook al gevonden zou kunnen worden, maar die zo versnipperd is, slecht toegankelijk is en hier een slag in geslagen zou kunnen worden. En zouden er nabestaanden kunnen zijn die de persoonsgegevens niet gepubliceerd willen zien? Bezwaarmaker licht toe dat het gaat om het vastleggen van geschiedenis of het opstellen van stambomen. In Nederland is het moeilijk om te achterhalen of iemand is overleden. Dit is slecht geregeld. (ondersteuner bezwaarmaker) vult aan dat openbaarmaking voor archiefinstellingen de dienstverlening beter maakt.

Tot slot wordt gesproken dat bezwaarmaker nog stukken aanlevert bij de secretaris, om mee te nemen bij de beslissing op bezwaar. De voorzitter sluit de hoorzitting.

Beslissing op bewaarschrift (13 september 2023)

Geachte heer van Coret,

Bij brief van 27 maart 2023 heeft u bezwaar gemaakt tegen mijn besluit van 7 maart 2023 (hierna: bestreden besluit) met kenmerknummer 2023-0000083675 op uw verzoek op grond van de Wet hergebruik overheidsinformatie (hierna: Who). Met deze brief wordt op uw bezwaar beslist.

Besluit

Ik verklaar uw bezwaar ongegrond en handhaaf het bestreden besluit. voor de motivering verwijs ik u naar het kopje ‘beoordeling van bezwaar’.

Verloop van de procedure

Per WhatsApp-bericht aan het algemeen informatienummer van de Rijksoverheid heeft u een verzoek gedaan op 30 november 2022 op grond van de Who. U heeft gevraagd om voor hergebruik te ontvangen de geïndexeerde informatie van de gedigitaliseerde persoonskaarten van personen die tussen 1938 en 1 oktober 1994 zijn overleden. Bij besluit van 7 maart 2023 met kenmerk 2023-0000083675 heb ik uw verzoek afgewezen. Bij brief van 27 maart 2023 heeft u hiertegen bezwaar gemaakt. Bij brief van 8 mei 2023 is de ontvangst van uw bezwaar bevestigd. In onderling overleg is de datum van de hoorzitting vastgesteld. Op 17 juli 2023 vond de hoorzitting plaats bij mijn ministerie. Voor de samenstelling van de commissie en het verhandelde ter zitting verwijs ik naar het verslag van de hoorzitting dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd.

Relevante wetsartikelen/juridisch kader

Wet open overheid, Wet hergebruik overheidsinformatie, Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), Wet basisregistratie personen (BRP) en hoofdstuk 7 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

Beoordeling van het bezwaar
Gronden van uw bezwaar

In uw bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting heeft u – kort samengevat – het volgende aangevoerd:
a) u voert aan dat de index is afgeleid van de (gescande) persoonskaarten en op eigen merites moet worden beoordeeld. De index heeft een apart juridische bron en valt daarmee niet onder de BRP;
b) mocht de index beperkt openbaar zijn, voert u aan om de index op grond van de Woo (artikel 4.1 Woo) openbaar te maken;
c) u stelt dat de AVG niet van toepassing is op de gevraagde index;
d) u bent van mening dat er geen schade aan de persoonlijke levenssfeer kan zijn en daarmee ook geen onevenredige benadeling, zoals opgenomen in het bestreden besluit.

Verder heeft u aangegeven dat zowel de particulier, als de archiefsector baat hebben bij openbaarmaking. Dit wordt bij de belangenafweging meegenomen.

Overwegingen ten aanzien van de gronden van bezwaar

Met betrekking tot deze argumenten overweeg ik het volgende.

Ad a. Index andere juridische bron

In uw bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting is aangevoerd dat het u niet om de persoonskaarten gaat, maar om de afgeleide index. In uw bezwaarschrift heeft u opgenomen dat het om afzonderlijke (digitale) collecties gaat, waarvoor een verzoek tot openbaarheid op eigen merites beoordeeld moet worden. De hoofdvraag is of de index, opgesteld achteraf en door vrijwilligers, met als doel de digitale vindbaarheid van de persoonskaarten te vergroten, een andere bron is en daarmee een andere juridisch kader heeft dan de persoonskaarten zelf. De gegevens uit de index, zijn afkomstig van de gescande persoonskaarten. Het gegeven dat er een nieuwe bron is opgesteld middels een kopie, namelijk de index zelf, maakt niet dat de gegevens van de index anders zijn. Hoe de gegevens zijn opgenomen, aan de hand van een kopie of het zelf samenstellen van de informatie, doet daar niet aan af. Het zijn dezelfde gegevens van de persoonskaarten. Dit maakt dat de Wet BRP en onderliggende regelgeving onverkort van toepassing blijft als dwingend kader voor de openbaarmaking van de betreffende gegevens. Indien dit niet het geval zou zijn, dan zou af worden gedaan aan dit wettelijke verstrekkingenregime, dat met waarborgen is omkleed. Het centraal archief van overledenen kent een vast verstrekkingenregime. Op grond van artikel 30 van de Regeling BRP kunnen gegevens uit het centraal archief van overledenen enkel aan een derde worden verstrekt wanneer deze bij de verstrekking een gerechtvaardigd belang heeft en voor zover de persoonlijke levenssfeer daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Het is niet mogelijk om bepaalde gegevens uit het centraal archief Datum door een kopie of anderszins te onttrekken aan dit verstrekkingenregime. Een derde dient dus per individueel geval (per persoonskaart) een belang te stellen Kenmerk alvorens de betreffende gegevens uit het centraal archief van overledenen aan hem 2023-0000569222 kunnen worden verstrekt. Het stellen van een algemeen belang bij volledige openbaarmaking van de index is niet voldoende.

Dit onderdeel slaagt niet.

Ad. b. Toepassing Woo

U geeft aan dat als geconcludeerd wordt dat de index beperkt openbaar is, u dan een beroep doet op de Woo om de index openbaar te maken. U benoemt in uw bezwaarschrift, als in de hoorzitting artikel 4.1 Woo. Zoals tijdens de hoorzitting is toegelicht speelt de Woo een rol bij een beoordeling op grond van de Who. Ingevolge artikel 2 eerste lid van de Who is de wet niet van toepassing op informatie die niet openbaar is op grond van de Wet. De weigeringsgronden van de Woo zijn relevant bij de beoordeling van wat uiteindelijk openbaar wordt gemaakt en voor hergebruik ter beschikking wordt gesteld. De Woo bepaalt verder in artikel 8.8 dat bepaalde regelingen, opgenomen in bijlage 2 van de wet, buiten de Woo vallen. In bijlage 2 is opgenomen dat de Woo niet van toepassing is op paragraaf 4.2.1 van de BRP. Artikel 4.7 wet BRP ziet op het archief van overledenen en maakt deel uit van voornoemde paragraaf. Daarom kan er in dit geval geen beroep worden gedaan op de Woo. De Woo is immers niet van toepassing op het archief van overledenen. Dit is ook van toepassing op de index, die deel uitmaakt van het systeem van de persoonskaarten zoals opgenomen in het archief van overledenen.

Dit bezwaaronderdeel is ongegrond.

Ad. c. AVG
U heeft aangevoerd dat in de index – waar uw verzoek enkel op ziet – enkel gegevens zijn opgenomen over overledenen en dat daardoor de AVG niet van toepassing is op het verzoek tot openbaarmaking. Met de openbaarmaking wordt in uw ogen geen inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van in leven zijnde personen (bijvoorbeeld familieleden). Deze beroepsgrond kan buiten beschouwing blijven nu de eerste beroepsgrond faalt. De vraag of de AVG al dan niet de openbaarmaking van de index beperkt, is niet meer aan de orde omdat het wettelijk verstrekkingenregime (BRP) zich al tegen openbaarmaking verzet (zie ad a).

Ad. d. Schade aan persoonlijke levenssfeer
Tijdens de hoorzitting heeft u gesteld dat er nauwelijks schade kan ontstaan aan de persoonlijke levenssfeer van nazaten en familieleden, omdat het om geïdentificeerde personen zou gaan. Hierdoor wordt gesteld dat er nauwelijks tot geen sprake is van onevenredige schade van de persoonlijke levenssfeer.

Voor dit punt verwijs ik u terug naar het primaire besluit: “Op grond van artikel 30 Datum van de regeling BRP kunnen gegevens uit het centraal archief van overledenen enkel aan een derde worden verstrekt wanneer deze bij de verstrekking een gerechtvaardigd belang heeft en voor zover de persoonlijke levenssfeer daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Een derde dient dus een belang te stellen alvorens gegevens uit het centraal archief van overledenen aan hem kunnen worden verstrekt.” Het gegeven dat het om geïdentificeerde personen gaat, maakt niet dat de persoonlijke levenssfeer niet geschaad kan worden.

Dit bezwaaronderdeel slaagt niet.

Besluit

Volledig ongegrond

Gelet op het voorgaande verklaar ik uw bezwaar ongegrond en handhaaf ik het bestreden besluit.

Met vriendelijke groet,

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

namens deze,

Loes Mulder Secretaris-Generaal (waarnemend)

U kunt tegen dit besluit beroep instellen bij de sector bestuursrecht van de rechtbank Den Haag, Postbus 3013, 2800 CC, Gouda. Het beroepschrift moet binnen zes weken na de dag waarop de beschikking u is toegezonden door de rechtbank zijn ontvangen.

Het beroepschrift moet op grond van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht zijn ondertekend en bevat ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, de omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht, zo mogelijk een afschrift van dit besluit, en de gronden waarop het beroepschrift rust. Van de indiener van het beroepschrift wordt griffierecht geheven door de griffier van de rechtbank. Nadere informatie over de hoogte van het griffierecht en de wijze van betalen wordt door de griffie van de rechtbank verstrekt.


Beroepschrift (29 oktober 2023)

De publieke versie van het beroepschrift (14 pagina’s) in PDF.


Verweerschrift BZK (9 april 2024)

De publieke versie van het verweerschrift van BZK (4 pagina’s) in PDF.